Reisverslag
(deel 2)
sabah - sarawak
Hanneke van Vemde

De Maleisië vakantie
van Wil en Hanneke
20
en 21 juli
In de
stromende regen naar het vliegveld, de auto ingeleverd en ingecheckt voor de
vlucht naar Kuching.
Alles
verliep prima en om kwart over twee landen we. Met de taxi zijn we naar hotel
Harborview gebracht, een geweldig hotel met een prachtig uitzicht over de
rivier en maar 128 RM per nacht.
De
volgende dag naar het toeristenbureau om accommodatie te bespreken en informatie
te krijgen over het Bako park en het Gunung Gading park.
We werden erg goed
geholpen en kregen een stadskaart en een lijst met bussen die we moesten hebben.
En, wat belangrijk was, bloeit er een rafflesia? We hadden geluk, er bloeit er
één, het was de vierde dag en hij bloeit zeven dagen. We hebben dus geboekt voor
de volgende dag in het rafflesia park. Hierna gingen we naar het Semengoh Wildlife
Rehabilitationcentre. Hier worden orang oetans opgevangen en weer
getraind om in het oerwoud te leven.
De bus zou om één uur gaan en het was maar
goed dat we er heel vroeg stonden, want hij vertrok om tien voor één.
We hebben
erg genoten van de orang oetans en met het voeren, om drie uur, kwamen er drie
uit het oerwoud om te eten. |
 |
Toen de bus terug, die zou om vier uur gaan, dus we
stonden er om kwart voor vier. We waren met z’n achten. Even later stopte er een
busje, de chauffeur zei dat de bus al om half vier was langs gekomen. We mochten
met z’n allen mee in het barrel, Wil en ik met z’n tweeën op de voorstoel. Wil
moest de tas van de man vasthouden. In het volgende dorp werden we afgezet en
het was helemaal gratis, geweldig. Hier moesten we weer op de bus wachten en het
ritje van een half uurtje werd op de heenreis drie kwartier, op de terugreis 2
uur. Kuching heeft een prachtig waterfront, het is heerlijk wandelen daar en er
zijn allerlei eetgelegenheden. 's Avonds is het prachtig verlicht.
22
en 23 juli
We
lieten de koffers in het hotel en gingen met een rugzak op weg naar het Gunung
Gading Park. Met de stadsbus eerst naar het expresbus station en van daaruit
twee uur met de expresbus naar Lundu.
De
stadsbus was al een avontuur op zich, het zijn enorme rammelbakken, geen
metertje doet het en alles aan het interieur is kapot. Met grote glimmende
pretogen keken we dit aan. De snelbus stond er al, dus wij er in. Hierin waren
luxe stoelen, die je in slaapstand kon zetten (wat ook iedereen deed). Toen de
bus begon te rijden bleek dat er een schokbreker stuk was en je hoorde bij
iedere bobbel in de weg een bonk onder de stoel. Toen we de berg op moesten
haalde hij het niet, moest stilstaan, hem in z’n één zetten en zo verder. Ook
moesten we nog met bus en al op de veerpont. Heerlijk! Na twee uur waren we er
en kwamen er achter dat er geen bus naar het park ging ( er was te weinig
klandizie dus hij reed niet meer). Een bewoner van Lundu wou ons voor zes ringit
wel brengen en weg scheurden we. Halverwege kwam Wil er achter dat hij zijn
camera in de bus had laten liggen, dus scheurden we weer terug. De bus was al
weg dus Wil was behoorlijk zenuwachtig. Geen nood zei de chauffeur, ga maar wat
drinken, ik weet waar de bus staat. Dat was een benauwd half uurtje, maar, de
man kwam vol trots terug met de camera. Daarna scheurden we weer naar het park.
We gaven hem 20 ringit en hij was zo blij, dat hij ons de volgende dag zou komen
halen, om drie uur, voor niets. Zeer opgelucht betrokken we ons onderkomen in
het park. Het was een kamer met twee stapelbedden en verder alles gezamenlijk.
We moesten meteen met een gids mee om de bloem te zien en zo zagen we een half
uurtje later, na een glibberige wandeling over een planken pad, de rafflesia.
Daar was dan de bloem van een meter doorsnee, helaas nu maar 30 cm. Het was de
tweede dit jaar.
De gids kon erg slecht engels en had weinig te vertellen. Hij
nam ons, terug bij het informatiecentrum, mee naar binnen en wees ons, regel
voor regel, aan wat we zelf ook konden lezen. We moesten 20 ringit betalen en
vonden het weinig waar voor ons geld.
Om zes
uur wilden we wat gaan eten in het dorp, maar het begon vreselijk te regenen,
het was gewoon een muur van regen. Dat werd dus een broodje op de veranda.
Er
waren maar zes andere bezoekers in het park en het was daardoor een heerlijk
stille avond, mijmerend en kijkend naar de regen en een goed boek. |
 |
De
volgende dag zijn we één van de wandelingen in het park gaan lopen. Het was een
mooie, vrij makkelijke wandeling, omdat je niet veel hoefde te klimmen.
Halverwege werden we weer overvallen door de regen waardoor het pad wel erg
glibberig werd. Ook kreeg ik, tijdens het oversteken van wat rotsblokken in een
riviertje, een bloedzuiger op mijn been. Terug op het tegelpad gleed ik uit en
viel achterover, door de regen waren de tegels erg glad geworden. We zijn nog
maar even gaan douchen voordat we aan de terugreis begonnen, we zagen er niet al
te fris meer uit.
Terug
in de snelbus werden we op een heel ander punt afgezet dan dat we opgestapt
waren en we hadden er geen idee van waar we waren. We bleven maar als makke
schapen bij de rest van de meute staan tot er weer een stadsbus verscheen en we
weer verder gingen, in elk geval richting de stad. Deze chauffeuse ontkoppelde
de versnelling niet en ramde hem zo in z’n versnelling. Dat gaf zo’n lawaai dat
iedereen in de bus moest lachen.
Het
was heerlijk om weer in het Harbourview te zijn.
24
en 25 juli
Opnieuw met achterlaten van onze koffers, gingen we op stap met alleen een
rugzak naar het Bako National Park. We moesten deze keer de geelgestreepte bus
nemen van weer een ander busstation.
De rit
duurde drie kwartier en kostte 3 ringit voor ons tweeën. Daarna moet je een half
uur met een bootje. Daar kunnen vijf mensen op en één boot kost 40 ringit.
Wanneer je dus maar met zijn tweeën bent moet je de hele 40 ringit ophoesten. Op
de heenreis waren we met zijn drieën, terug maar met twee, dus dat was een duur
reisje.
Het
onderkomen was ongeveer drie keer te duur voor wat je kreeg (105 MR), er was
alleen een onderlaken en een soort sprei, geen handdoeken. De keuken bevatte
twee borden en twee bekers voor zes personen en de kraan deed het niet. De
douche was koud en de wc was heel erg vies. Overal kwam bruin water uit.
Wel
was een heel goed restaurant annex winkeltje waar je heerlijk kon eten en wat
frisdrank, koekjes en water kon kopen. We zijn begonnen met één van de kleinere
wandelingen naar een uitzichtpunt.
Dat was heel mooi. Daarna hebben we verrukt
een half uur boven een waterpoel gehangen, waar allemaal kreeftjes en krabbetjes
elkaar aan het belagen waren. Op het strand stonden een aantal prieeltjes, waar
je heerlijk in kon gaan zitten lezen of zo. Ik had me daar genesteld in een
hoekje en keek nog even om me heen voordat ik mijn boek opensloeg. Ik keek recht
in de ogen van een slang. Binnen een seconde zat ik in de andere hoek. Het bleek
geen giftige slang, maar ik kijk toch liever van een afstandje.
 |
Om
vier uur begonnen we aan de wandeling naar de neusapen. Ze komen dan naar de
mangrove bomen om de jonge blaadjes te eten, de oudere bladeren zijn giftig. We
waren de steiger nog niet overgestoken of er zaten er twee, recht voor onze neus
in de boom. Dat werden mooie plaatjes. Er kwamen er nog twee bij en ze bleven
wel een kwartier eten voor ze verder trokken. Wij dachten dat dit heel gewoon
was, maar even later kwam er een gids met een groep terug uit het oerwoud, waar
ze niets hadden gezien. Die hadden op de valreep toch nog geluk. Toen de apen
verder trokken zijn we toch de wandeling af gaan maken en zagen er onderweg nog
twee keer drie. Het was onze geluksdag. Bij het eindpunt, op het strand, zagen
we allemaal hele grote heremietkreeften in verschillende schelpen. Volgens ons
kruipen ze, als klein kreeftje, in een schelp en wanneer ze groot worden kunnen
ze er niet meer uit. |
Ze
liepen met schelp en al weg, erg grappig. Toen we weer terug kwamen zat er een
hele grote groep makaken op het grasveld voor de huisjes en iemand wees ons een
slang in een boom. Die was wel heel giftig. We hadden een heel erg leuke dag. De
volgende dag weer lekker gewandeld en de wandeling van de bekerplanten genomen,
richting de waterval. We zagen heel veel soorten en hebben mooie foto’s
gescoord.
Om
drie uur zijn we met de boot terug gegaan. Bij de steiger zagen we mijnheer Lim,
de man die ons van het vliegveld naar het hotel had gebracht. We konden voor
acht ringit met hem mee terug rijden en hij zette ons af bij het hotel. Zo waren
we in een uur terug, super!
26
en 27 juli
Om
kwart over zes ging de wekker, we namen een hete douche en leken toen wel
wakker. We hadden met mijnheer Lim afgesproken dat hij ons om half acht zou
ophalen om ons naar de expresboot te brengen.
Dat
zou wel een uurtje duren zei hij, vanwege de verkeersdrukte. De boot zou om half
negen, negen uur en om kwart voor één gaan volgens het toeristenbureau. We waren
er al om acht uur en dat was maar goed ook want er was alleen een boot om half
negen en om elf uur. Met onze zware tassen moesten we op een boot stappen, naar
de andere kant lopen en weer overstappen op een andere boot, dat was echt
lachen.
De
bootreis duurde 4,5 uur en dat is twee keer zo snel als met de bus. Het doel was
Sibu.
Binnen
in de boot kon je nauwelijks naar buiten kijken, dus zijn we halverwege de reis
op een vlonder op het dek gaan zitten. Zo zagen we vele houtzagerijen langs de
waterkant en dreven er veel boomstammen in de rivier. Die stammen werden voort
geduwd door speciale boten. De express boten zijn extra gepantserd om schade te
voorkomen wanneer ze tegen een boomstam varen.
Doordat het zo vreselijk heet was waren we niet kritisch genoeg met het
uitzoeken van het hotel. Wil had maar één bed getest. Toen ik later op het
andere bed ging zitten staken de veren er uit, dat werd dus knus in één bed
slapen. In de douche kon je precies zien hoe groot de schoonmaakster was. De
airco leek wel een tornado, het was nog wel een daikin.
 |
Het
was de bedoeling om de volgende dag naar Kapit te varen, daar één nacht te
blijven en dan weer terug naar Sibu. Het regende echter heel erg en het was zo
bewolkt, dat het er niet naar uitzag dat het snel over zou zijn.
We
besloten om maar richting Miri te gaan en namen een taxi naar het busstation. We
kochten een kaartje naar de Niah caves. Het regende bijna de hele weg, maar er
was veel te zien.
Bij de
afslag naar Niah zijn we uitgestapt, het was toen nog ongeveer 15 km. We gingen
maar bij de bushalte staan en Wil stak een sigaretje op. Dat helpt zei hij. Het
hielp, er stopte meteen een busje en voor 10 ringit mochten we mee. In Niah
logeerden we in de Niah Cave Inn, een fijn hotel voor maar 60 ringit. Eten deden
we aan de overkant bij een hawkerstalletje.
|
28
juli
Het
sliep heerlijk in het kingsize bed. Het was bewolkt, maar wel droog gelukkig. Op
naar de Niah Caves.
Vanaf
het hotel was er een voetpad naar het park, 3 km verder. Langs het pad stonden
allerlei armoedige huisjes, enkele hadden een aapje aan een ketting. Die aapjes
keken zo triest uit hun ogen, dat we er naar van werden.
In het
park hebben we de permits gehaald en zijn met een bootje over gevaren naar het
begin van de wandeling. Je kunt deze wandeling naar en door de grotten op eigen
houtje doen en dat sprak ons wel aan. Het was 3 km naar de grotten, over een
planken pad. Het is een hele mooie wandeling, net of je door een gigantische
rotstuin loopt. De grotten waren prachtig en enorm groot , wel 100 meter in
doorsnee. Het stonk er nogal naar de uitwerpselen van de vleermuizen en de
vogels. Ook hier worden vogelnestjes geoogst. Ook in de grotten loop je over een
planken pad. Na de eerste grot kom je in een soort tunnel, het is daar
aardedonker, je hebt echt wel een zaklamp nodig, want het donkere stuk duurt wel
10 minuten. Van daar uit kom je weer uit op een nieuw pad wat leidt naar een
nieuwe grot met rotstekeningen. De hele wandeling vanaf het bootje is 9 km, heen
en terug.
Toen
we in het restaurant nog even wat dronken, voordat we aan de laatste drie km
begonnen, begon het te regenen. Dat werd dus toch nog een nat pak.
29
juli
Het
plan was, om om negen uur de Bus naar Miri te nemen en om kwart voor negen waren
we bij de bushalte.
Daar
kwam al meteen een taxichauffeur naar ons toe en vroeg of we voor 15 ringit per
persoon met hem mee wilden naar Miri, hij moest daar wat afleveren. Er stond nog
een vrouw te wachten en die mocht ook mee.
Zo
zaten we even later op de achterbank, we dachten dat dit vast veel sneller zou
gaan,de man zou ons ook nog afzetten bij het hotel. Eerst moest hij even langs
zijn huis, daarna even tanken en daarna nog even naar de wc. De bus ging ons
vrolijk voorbij. Hier zijn we niet erg mee opgeschoten dachten we, maar onderweg
haalden we de bus weer in, zodat we toch om half elf in Miri waren. In Miri
moest hij eerst nog bij twee adressen spullen af leveren, maar om elf uur
stonden we dan toch voor het Miri hotel, een redelijk hotel voor 60 ringit.
In het
toeristeninformatiecentrum kwamen we er achter dat de bus/bootreis via Brunei
naar Kota Kinabalu twaalf uur zou duren (wanneer alles meezat) en de vliegreis
40 minuten en twee taxiritjes.
We
kozen voor het vliegtuig en hebben voor 230 ringgit twee tickets gekocht voor 30
juli.
De
rest van de dag hebben we besteedt aan rond slenteren door de stad, lekker fruit
eten bij een stalletje en op terrasjes zitten, mensen kijken. We hebben alvast
een taxichauffeur aangesproken en die komt ons morgen om acht uur halen.
30
juli
Om
acht uur was de taxi er en 20 minuten later waren we op het vliegveld. De vlucht
verliep volgens schema en om half elf waren we in Kota Kinabalu. We namen, samen
met nog iemand, een taxi en werden voor hotel Full Hua afgezet. Na drie kamers
te hebben bekeken, namen we de luxe, met raam en koelkast, voor 70 ringit.Het
uitzicht bestond uit de achterkant van twee flats, met elkaar verbonden door een
golfplaten dak op de eerste verdieping. Boven elk raam zat een afdakje. Op elk
afdakje en op het golfplaten dak lag het afval van de verdieping erboven, er
zaten maar in enkele kozijnen ruiten en de gordijnen bestonden uit handdoeken of
stukken karton. De balkons hingen vol met wasgoed (altijd). Op straat zagen we,
wanneer het donker was, de ratten rond lopen en het vuilnis lag overal
verspreid. Naast het hotel was een restaurant, “Soon Fatt”.
De
groente en de kip werden voorbewerkt op de stoep van de straat waar ik over
zojuist over schreef.
We
hebben daar niet gegeten. Het hotel was prima en we hebben er in totaal vier
nachten geslapen.
De
rest van deze dag hebben we besteed aan het boeken van overnachtingen bij en in
het Mount Kinabalupark en een overnachting op Manukan, een snorkeleiland voor de
kust van KK.
31
juli, 1 en 2 augustus
Toen
we om half tien bij het busstation kwamen stormden er een troep aasgieren op ons
af. Dit zijn Filipino’s, die ingehuurd worden om passagiers te ronselen voor een
busmaatschappij. Ze zijn allemaal het beste en het snelst, zijn even duur en
vetrekken op de zelfde tijd. Wil liet zich overhalen om met een bus te gaan, die
een half uur eerder vertrok, zo zei de man, maar dat was gelogen, want éénmaal
in de bus gezeten vertrok hij maar 5 minuten eerder. Het was een mooie reis, die
twee uur duurde en door de bergen ging. Lekker kijken dus. We werden afgezet
voor het Mount Kinabalu park en liepen de laatste 500 meter naar de Rina Ria
lodge. Hier hadden we een kamer, keukentje, douche/wc en een balkon met uitzicht
over het dal, heel sober, maar allemaal voor 60 ringit. In de middag zijn we de
klimvergunningen gaan regelen voor de beklimming van de Mount Kinabalu. De
volgende dag vertrokken we, om negen uur, na een uur wachten voor de kaartjes en
de gids.
In het begin liepen we flink door, we houden niet van getreuzel zeiden
we stoer, maar al na 2 km kwam de man met de hamer. Het was toch een stuk
steiler dan we dachten en door de warmte was het zwaarder lopen dan in de alpen.
Daarbij had ik nog nooit met een rugzak van 7 kilo gelopen.
Na elke kilometer
staat een prieeltje met wat bankjes, daar ben je dan heel dankbaar voor.
Na 4 km
begon het hijgen, de lucht werd ijler.
De laatste twee kilometer vond ik hard
werken, Wil moest me echt naar de top praten.
We hebben er 4,5 uur over gedaan,
wat een redelijke tijd is.
Bij de berghut gekomen, op 3300 meter, hebben we
slaapzakken gehuurd en zijn naar de slaaphut gestrompeld, die nog weer 5 minuten
verder naar boven lopen was. |
 |
Daar
zijn we lekker gaan douchen en thee drinken. Tijdens het thee drinken werd ik
niet lekker, misselijk, duizelig en hoofdpijn. Ik ben snel op bed gaan liggen en
hoorde toen in de gang een begeleider van een groepje jongeren vertellen dat ze
nu niet moesten gaan slapen, maar heel veel gaan drinken en flink eten. Voor de
hoofdpijn moest je een paar paracetamol tabletten nemen. Dit heb ik ter harte
genomen en meteen de halve zak pinda’s leeg gegeten en een liter water gedronken
met twee paracetamol. Hierna knapte ik op en om vijf uur zaten we in het
restaurant van de berghut aan een heerlijke rijsttafel. We gingen vroeg op stok,
want om twee uur moesten we alweer opstaan voor de rest van de klim, teneinde de
zonsopkomst te zien vanaf de top. Om kwart voor drie, na een kop koffie, een
broodje en weer twee paracetamol, liepen we achter onze gids aan voor de laatste
2,7 km.
De gids gaf het tempo aan en we liepen langs een wit touw over de
rotsen. Hij liep in een heel langzaam tempo en daardoor ging het zo goed, dat we
in iets meer dan twee uur op de top stonden, zonder te rusten.
 |
Het was
helder en volle maan en een graad of 10.
Wat voelde ik me trots, dat ik daar stond, op 4100 meter.
Doordat we zo snel hadden gelopen, moesten we nog een uur wachten voordat de
zon op kwam.
We trokken ons regenpak aan tegen de kou, daardoor was het goed te doen. Om
half zes kwamen de wolken, om zes uur was het helemaal bewolkt en zagen we
geen zon opkomen.
Jammer hoor. Het uitzicht was prachtig, je voelt je op het dak van de wereld
en alle strijd om er te komen is het zeker waard geweest. |
Dan
komt uiteindelijk toch de terugtocht, eerst weer naar de slaapzaal, de spullen
ophalen en ontbijten, daarna de slaapzakken terugbrengen en nog eens koffie
drinken en om negen uur op weg naar beneden. Achteraf gezien was dit het
zwaarste stuk, een enorme belasting voor je knieën. Onderweg kregen we ook nog
regen, waardoor het soms nogal glibberig was. Niettemin waren we om één uur weer
beneden, moe maar voldaan, zoals ze zeggen. We werden weer met de bus naar de
uitgang gebracht en zijn verder gereisd, met de snelbus, naar Kota Kinabalu. We
moesten elkaar de badkuip in hijsen, het hete water was verrukkelijk. Na een
“tukje “ van twee uur hebben we het nog opgebracht om ergens te gaan eten,
daarna sliepen we het klokje rond.
3
augustus
Uit
bed komen was één ding, in de badkuip stappen of op de wc gaan zitten was nog
erger. Dit was een strompel dag. We hebben alles in de laagste versnelling
gedaan. Je moet wel blijven bewegen, anders wordt het nog veel erger. We zijn
naar het Sabah State Museum geweest en hebben veel geleerd over de verschillende
Maleise culturen. Buiten was er een soort openluchtmuseum en er stonden wel 10
verschillende longhouses, op ware grote nagemaakt. Elke stam heeft zo zijn eigen
bouwwijze. Je mocht overal in kijken en in sommige was of waren mensen aan het
werk. Ze lieten bv zien hoe de dakbedekking gemaakt werd, hoe er geweven wordt
en hoe een longhouse is ingedeeld.
4
en 5 augustus
Vandaag op weg naar het eiland Manukan, met een kleine rugzak, de koffers zijn
weer in het hotel. Het eiland hoort bij een groep van vijf eilanden voor de kust
van Kota Kinabalu. Tesamen heten deze eilanden het Tunku Abdul Rahman National
Park. De reis ging met een speedboot en duurde een half uur. Wat ging dat hard,
je achterwerk is volkomen beurs na een half uur. Iedereen zat te gillen van de
pret.
We
hadden een prachtig chalet, wel boven op de berg , dus dat werd kreunend naar
boven en even later kreunend naar beneden omdat de lamp stuk was, de douche niet
warm werd, de waterkoker ontbrak en het drinkwater op was. Alles werd keurig
verholpen en daarna weer kreunend de trapjes af naar het strand, waar we
snorkelspullen hebben gehuurd. De rest van de dag lekker gesnorkeld, gewandeld
en gelezen. Het is een fijn strand, het water is heel helder en lekker warm.
Na een
heerlijke nacht weer tot drie uur op het strand en in de zee geweest. Daarna met
de speedboot terug naar KK en weer naar Full Hua.
6,
7 augustus
We
besloten om voor de laatste drie dagen een auto te huren en zelf wat rond te
toeren. Om elf uur waren we de trotse bezitters van een Kancil, het kleinste
autootje dat er bestaat, volgens mij. Je kon er wel geweldig mee scheuren. Het
plan werd om naar Beaufort, in het zuiden te rijden, vandaar naar Tenom en dan
naar boven, naar Teningau en Ranau. De afsluiting zou plaats vinden in de Poring
hotsprings.
Volgens de kaart moest dat allemaal kunnen. Het was leuk rijden naar het zuiden,
de snelweg op de kaart bleek een tweebaans weg met kuilen, maar dat gaf niet.
Voorbij Beaufort konden we de zijweg naar Tenom niet vinden. Wanneer we het
iemand vroegen, stuurden ze ons weer terug, richting Beaufort. In Beaufort aan
een agent de weg gevraagd. Die weg is door jullie niet te berijden, zei hij, het
is allemaal gravel en heel steil. Het alternatief is om tot morgen te wachten,
met de auto op de trein te gaan en daarna verder. Daar hadden we geen zin in,
dus wij weer richting KK, kijken of er nog een andere weg is om de bergrug over
te steken. Helaas, alle wegen waren gravelwegen en niet door onze kancil te
bestijgen. Aan het einde van de dag waren we weer terug in KK en hebben we, voor
de verandering, eens in hotel Capital geslapen. Een heerlijk hotel, zeker een
aanrader.
De
volgende dag weer een andere weg geprobeerd, via Penampang en Timbunan. Dit ging
goed, er lag overal asfalt. De route is prachtig, door de bergen en later door
rijstvelden, erg de moeite waard.
Vanaf
Timbunan ging het richting Ranau. Halverwege waren er ineens gaten in het asfalt
en soms had de berm een stuk weg overwoekerd. De strepen op de weg liepen
dan tot aan het gras en gingen even later gewoon weer verder. Daarna werd
het asfalt steeds minder, om er de laatste 20 km maar helemaal mee op te
houden. We reden over gravel, de helling was 10 %. Gelukkig kwam er ons, af
en toe, wel een personenwagen tegemoet, zodat we het idee hadden dat dit
moest kunnen. Over dit stuk deden we een uur.
Om
vier uur eindelijk in Ranau, maar de 4 hotels vonden we echt niets. Uiteindelijk
vonden we, in de richting van het Kinabalupark, het Kinabalu Pine Resort, een
prima keus. Daar hadden we, in een chalet, een kamer met badkamer. Diner en
ontbijt waren inbegrepen. De kosten: 130 ringit voor ons tweeën. |
 |
8
augustus
De
laatste dag!, Op naar de hotsprings. Met het autootje een fluitje van een cent.
Dit vond ik de grootste teleurstelling van de hele vakantie. In de reisboeken
wordt dit af geschilderd als een oase, met warme zwavelbaden en de foto geeft
een ruime locatie aan. In werkelijkheid zijn er 4 keer 4 badkuipen en een
zwembadje. De badkuipen zijn helemaal verkalkt en heel erg vies. In de
kleedruimte annex toilet doet de helft van de douches het niet, het is heel vies
en het stinkt er vreselijk. We besloten om toch maar een half uurtje in het
zwavelbad te gaan zitten, misschien knapt je humeur op van de zwavel. Toen
kwamen er drie bussen Japanners. In een mum van tijd zaten ze, met zijn allen,
volledig gekleed in de baden en was het een enorme herrie. We waren snel klaar
met baden.
Net
buiten het park had iemand een papier opgeplakt. Bloeiende Raflesia, stond erop.
Voor 10 ringit mochten we met een klein jochie mee de jungle in en zagen een
bloem met daarnaast twee knoppen. Prachtig!
Daarna
weer op weg naar KK, lekker gegeten en snoep gekocht voor onderweg, de auto
terug gebracht en op weg naar het vliegveld. Om kwart over zeven was onze vlucht
naar Kuala Lumpur, om kwart voor twaalf was de vlucht naar Amsterdam en om zes
uur, plaatselijke tijd, waren we weer in Nederland.
Conclusie: We hebben een fantastische vakantie gehad, veel beleeft, veel gezien,
veel geleerd. We zouden het zo weer doen. Toch wel spijt dat we niet naar het
Mulu National Park zijn gegaan en spijt dat we niet naar Kapit zijn gegaan. Maar
ja, dat is achteraf. Het was heerlijk.