Kuan Yin - Het Verhaal
THE GODDESS OF MERCY

De godin Kuan Yin
bron: TvL jrg 26 nr 6, 2003
Op een dag besloot een beroemde dichter dat hij de
wijsheid van Boeddha wilde gaan bestuderen. Hij reisde naar het andere
eind van het land waar een wijze leraar woonde en vroeg hem: "Wat is de
allerbelangrijkste les van Boeddha?"
"Doe nooit iemand verdriet," antwoordde de leraar. "Dat is wel heel
simpel," riep de dichter uit."De mensen zeggen dat u een grote wijze bent,
dus ik heb een lange reis gemaakt om u te bezoeken. En dan is dit de
allergrootste wijsheid die u mij kunt geven? Ieder kind kan mij dat vertellen."
Na het joodse verhaal in de vorige TvL deze keer een
boeddhistisch verhaal. In dit Chinese verhaal ontdekt de held door zijn
gulheid en vriendelijkheid in zichzelf een kracht waardoor hij antwoorden
weet op moeilijke vragen en wensen kan vervullen. Die kracht heet hier godin Kuan Yin.
Lang geleden leefde er in China een jonge man die Chin
Po-Wan heette. Die naam paste goed bij hem, want in het Chinees betekent
Chin 'goud' en Po-Wan betekent miljoen, en de familie van Chin Po-Wan had
meer gouden munten dan ze kon tellen.
Door zijn naam en het geld van zijn familie dacht Chin Po-Wan dat hij zijn
hele leven rijk zou zijn en daarom gaf hij veel geld uit. Maar niet voor
zichzelf. Chin Po-Wan had namelijk medelijden met de arme mensen en hij
kon niet anders doen dan ze zoveel mogelijk helpen. Een arme man hoefde
zijn hand maar uit te steken en Chin Po-Wan vulde de hand met gouden
munten. Als hij hoorde dat er ergens een arme weduwe was, met kinderen die
honger hadden, dan zorgde hij ervoor dat ze een beter huis kregen en eten
voor de rest van hun leven. Ja, Chin Po-Wan schonk aan iedereen die arm
was zoveel geld dat ze niet meer arm waren.
Bedelaar
Na een tijdje was Chin Po-Wans geld bijna helemaal op.
Hij had zo veel weggegeven dat hij zelf een arme man was geworden. Maar
zelfs nu hij zelf bijna niet meer te eten had, deelde hij nog steeds het
weinige dat hij had met mensen die nog minder hadden dan hij.
Op een dag zat hij samen met een bedelaar uit zijn kom rijst te eten en
plots voelde hij zich heel verdrietig, omdat hij bijna niets meer te geven
had.
"Waarom ben ik zo arm?", vroeg hij zich hardop af. "Ik heb nooit mensen
uitgebuit en ik heb nooit geld voor mijzelf uitgegeven. Hoe kan het dan
dat ik nu niet meer dan deze kom rijst heb om te delen met de arme
bedelaar?"
Die vraag bleef dagenlang door zijn hoofd spoken, maar hij vond het
antwoord niet. Toen kreeg hij een idee. Hij zou naar de godin Kuan Yin
gaan, de godin van goedheid en mededogen, aan wie iedereen die het
moeilijk had om raad vroeg. "Kuan Yin kent het verleden en de toekomst,
dus die zal toch wel het antwoord op mijn vraag weten?", dacht Chin Po-Wan.
Onstuimig
En dus ging Chin Po-Wan op reis naar de Zuidzee, waar
Kuan Yin woonde. Hij reisde door vele vreemde landen, tot hij een brede,
onstuimig stromende rivier bereikte. Terwijl hij op de oever stond te
bedenken hoe hij over de wilde stroom moest komen, hoorde hij plotseling
een zware, dreunende stem boven hem.
"Chin Po-Wan", klonk de stem, "als je naar de Zuidzee gaat, zou je dan de
godin Kuan Yin iets voor mij willen vragen?"
Chin Po-Wan had nog nooit in zijn hele leven iets geweigerd aan iemand.
Bovendien wist hij dat iedereen die bij de godin Kuan Yin kwam, drie
vragen aan haar mocht stellen. Dus antwoordde hij meteen: "Ja, natuurlijk
wil ik dat doen."
Toen pas keek hij op om te zien wie hem dat verzoek had gedaan. Tot zijn
grote verbazing zag hij op de klif boven hem een reusachtige slang, met
een lijf zo dik als een pilaar en twee keer zo lang. Chin Po-Wan schrok
zich halfdood en was blij dat hij zo gauw ja had gezegd.
Zenuwachtig
"Vraag haar dan waarom ik nog steeds geen draak ben",
zei de reuzenslang, "terwijl ik toch al duizend jaar aardig ben tegen
iedereen."
"O, dat zal ik zeker vragen!", zei Chin Po-Wan een beetje zenuwachtig. En
hij hoopte maar dat de slang ook aardig zou blijven en hem niet met één
grote hap in zijn grote lijf zou slokken. "Tenminste, als ik over deze
woeste rivier kom, want anders zal ik nooit de Zuidzee bereiken."
"O, geen probleem", zei de slang. "Klim maar op mijn rug, dan breng ik je
wel naar de overkant."
En dus klom Chin Po-Wan op de schubbige rug van het grote dier en het
duurde niet lang of hij stond op de andere oever. Hij bedankte de slang en
vervolgde zijn reis naar de Zuidzee.
Hij liep flink door en net toen het in zijn buik begon te rommelen van de
honger, kwam hij aan bij een herberg. Terwijl hij zat te wachten op zijn
kom rijst praatte hij wat met de herbergier. Die vertelde hem dat de
reuzenslang die hem over de rivier had gezet, door de mensen de Slang van
de Klif werd genoemd. De slang stond goed bekend in de streek, want hij
zorgde ervoor dat bandieten en andere slechteriken de rivier niet konden
oversteken. Toen Chin Po-Wan hem vertelde dat hij op weg was naar de
Zuidzee, om de godin Kuan Yin een bezoek te brengen, vroeg de herbergier:
"Zou je haar dan ook een vraag voor mij willen stellen, Chin Po-Wan? Ik
heb namelijk een heel mooie dochter, vriendelijk en slim. Maar ze is nu
twintig jaar en heeft in haar hele leven nog nooit een woord gesproken.
Zou je de godin alsjeblieft willen vragen waarom mijn dochter niet kan
praten?"
Grootste huis
Chin Po-Wan kon dat natuurlijk niet weigeren. "Maakt u
zich maar geen zorgen", zei hij. "Ik zal Kuan Yin vragen over uw dochter
en ik ben er zeker van dat alles goed zal komen."
Chin Po-Wan dacht: "Geen probleem. Ik mag de godin drie vragen stellen.
Met mijn vraag en die van de slang en de herbergier heb ik er precies
drie."
Chin Po-Wan ging weer op pad. Tegen de avond kreeg hij honger en hij was
ook moe. Omdat hij nergens een herberg zag, klopte hij op de deur van het
grootste huis dat hij in de omgeving zag en vroeg of hij er die nacht
mocht slapen. De rijke bewoner van het huis heette hem welkom, gaf hem een
maaltijd en drinken, en bracht hem toen naar de logeerkamer. De volgende
ochtend werd Chin Po-Wan uitgerust wakker. Na het ontbijt bedankte hij
zijn gulle gastheer en nam afscheid van hem.
"Waarheen gaat de reis?" vroeg de rijke man.
Vruchten
"Ik ben op weg naar de Zuidzee", antwoordde Chin Po-Wan.
"O," zei de man, "dan zie je misschien de godin Kuan Yin wel. Zou je haar
een vraag willen stellen? Ik woon nu al twintig jaar in dit huis en ik heb
al die jaren heel goed voor mijn tuin gezorgd, maar toch bloeien mijn
struiken en bomen niet. En dus heb ik ook nooit vruchten. Dat is erg
genoeg. Maar nog veel erger is dat er geen nectar is voor de bijen om
honing van te maken en dat er nooit vogels naar mijn tuin komen om te
zingen. Ik zou je echt heel erg dankbaar zijn als je de godin zou willen
vragen, waarom er in mijn tuin nooit iets tot bloei komt."
"Dat zal ik graag doen", antwoordde Chin Po-Wan. Toen
vervolgde hij zijn reis.
Chin Po-Wan wilde de vriendelijke man graag helpen en je mocht de godin
Kuan Yin drie vragen stellen. Hij had zelf een vraag, dan was er de vraag
van de reuzenslang, de vraag van de herbergier, de vraag van de man met de
tuin… "O, o", dacht Chin Po-Wan. Hij bleef staan. Een vraag te veel. Wat
een toestand! Hij had nu vier vragen voor de godin. Dat betekende dat er
een vraag onbeantwoord zou blijven. Nu moest hij beslissen welke vraag.
Als hij zijn eigen vraag zou laten vallen, was zijn heel lange reis naar
de Zuidzee voor niets geweest.
Beloften
Maar als hij de vraag van de slang, of die van de
herbergier, of die van de man die hem zo vriendelijk onthaald had, zou
laten vallen, dan zou een van hen verschrikkelijk teleurgesteld zijn. En
dat niet alleen, hij zou ook een belofte niet nakomen. Hij had ze immers
alledrie beloofd hun vraag aan Kuan Yin te stellen.
Uiteindelijk besloot Chin Po-Wan dat hij zijn beloften moest houden.
"Bovendien", dacht hij, "als ik mijn eigen vraag niet stel, is mijn reis
toch niet voor niets geweest, want dan zijn toch in ieder geval de
problemen van de andere drie opgelost."
Blij met zijn besluit kwam Chin Po-Wan aan bij de Zuidzee. Hij vroeg aan
de mensen die daar woonden de weg en het duurde niet lang of hij stond oog
in oog met Kuan Yin.
De godin was zo mooi en straalde zoveel vriendelijkheid uit dat Chin
Po-Wan helemaal stil werd van binnen. Hij maakte een diepe buiging voor
Kuan Yin en stelde zijn drie vragen.
"De Slang van de Klif", begon hij, "is al duizend jaar aardig voor
iedereen, maar nog steeds is hij geen draak. Hoe komt dat?"
Zeven parels
"Op de kop van de reuzenslang glanzen zeven parels,"
antwoordde de godin. "Neem er zes weg en hij zal een draak worden."
"Dank u, hooggeëerde godin", zei Chin Po-Wan. "Mijn tweede vraag is: de
dochter van een herbergier is nu twintig jaar oud en heeft nog nooit in
haar leven een woord gesproken. Hoe komt dat?"
"Dat komt door dingen die in haar vorige leven gebeurd zijn", klonk het
antwoord. "Ze zal pas kunnen spreken als ze de man ontmoet met wie ze zal
trouwen."
"Dank u zeer, hooggeëerde godin", zei Chin Po-Wan. "En dan nu mijn laatste
vraag: een rijke man heeft mij ontvangen in zijn huis. Hij heeft een tuin
die hij al twintig jaar goed verzorgd heeft, maar geen enkele struik of
boom wil er bloeien en fruit dragen. Hoe komt dat?"
"In de tuin zijn zeven kruiken met goud en zilver begraven", antwoordde
Kuan Yin. "Als hij de helft van die schat wegschenkt, zullen de planten in
zijn tuin bloeien en vruchten geven."
Chin Po-Wan dankte de godin hartelijk met een diepe
buiging. Kuan Yin schonk hem zo'n fantastische lach, dat zijn hart begon
te jubelen van vreugde.
Chin Po-Wan ging onder een boom zitten en schreef alle antwoorden van de
godin op, zodat hij er geen woord van zou vergeten. Daarna begon hij aan
de terugreis.
Eerst stopte hij bij het huis van de rijke man en vertelde hem wat de
godin had gezegd over de zeven kruiken met goud en zilver. De man was zo
blij dat hij de helft van de schat aan Chin Po-Wan schonk.
De volgende dag kwam Chin Po-Wan aan in het dorp waar de herberg was. De
dochter van de herbergier zat in het raam en zag hem komen. "O, Chin
Po-Wan, je bent terug van je reis naar de Zuidzee!" riep ze verheugd. 'Wat
heeft de godin gezegd?'
Verliefd
De twee jonge mensen waren op het eerste gezicht
verliefd geworden en de herbergier was zo blij dat zijn dochter eindelijk
had gesproken, dat hij besloot het huwelijk tussen zijn dochter en Chin
Po-Wan meteen te laten voltrekken. Toen Chin Po-Wan het antwoord van Kuan
Yin aan de slang vertelde, trok deze direct zes parels van zijn kop en gaf
ze aan Chin Po-Wan. Onmiddellijk veranderde de reuzenslang in een
prachtige draak. De laatste parel stond nu precies in het midden van zijn
voorhoofd en straalde zo krachtig dat de hele omgeving gehuld werd in een
schitterend licht. Zo trouwde Chin Po-Wan door zijn gulheid en goedheid
met het mooiste meisje van het land en werd weer net zo rijk als zijn
naam.